Advocaat-generaal Ettema ziet de verhuur van verplaatsbare kisten niet als een vorm
van btw-vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. Toch vraagt zij de Hoge Raad te
overwegen om de rechtspraak over de ‘verhuur-plus’ te nuanceren.
Een cv verstrekt verplaatsbare houten kisten aan huurders voor opslag, waarbij de
huurders de afgesloten kisten in een opslagloods plaatsen. De huurders hebben geen
toegang tot de opslagloods. Eventueel kunnen de huurders gebruik maken van aanvullende
diensten. Volgens Hof Amsterdam valt de terbeschikkingstelling van de kisten niet
onder de vrijstelling voor verhuur van onroerend goed. Het gaat hier namelijk niet
om het ter beschikking stellen van een deel van onroerend goed. Bovendien biedt de
cv aanvullende diensten met een significante toegevoegde waarde. Dat geeft aan dat
de prestatie van de cv niet slechts passieve verhuur van een inboedelbox betreft.
Maar de cv betwist het hofoordeel en gaat in cassatie.
Geen verhuur van vastgoed Advocaat-generaal (A-G) Ettema leidt uit eerdere Europese rechtspraak af dat de kisten
roerende goederen zijn en niet als onroerend zijn te beschouwen. Het hof heeft volgens
de A-G terecht geoordeeld dat de overeenkomst niet gericht is op het ter beschikking
stellen van onroerend goed. Hoewel het beroep in cassatie ongegrond is, suggereert
de A-G dat de Hoge Raad zijn rechtspraak over ‘verhuur-plus’ zou moeten nuanceren.
Dit zou moeten gebeuren op basis van criteria voor samengestelde prestaties. Deze
criteria zijn naar voren gekomen in recente uitspraken van het Hof van Justitie van
de EU.
Bron: A-G Ettema 28-06-2024 (gepubl. 12-07-2024), Hof Amsterdam 09-02-2023 (gepubl.
17-05-2024)
Bron: https://www.fiscaalinfo.nl/document/p1-845616