Belastingpakket 2025

Op Prinsjesdag 2024 is het belastingpakket voor de komende jaren bekendgemaakt. Het
belastingpakket bestaat dit jaar uit 10 wetsvoorstellen. Daarnaast zijn in de aanbiedingsbrief
bij het Belastingplan 2025 een aantal wijzigingen aangekondigd. Hierbij de belangrijkste
voorstellen uit het Belastingplan 2025 en de aanvullende wetsvoorstellen voor het
MKB.

Kostenaftrek werkruimte De aftrekbaarheid van kosten voor een niet-zelfstandige werkruimte in een woning
die tot het ondernemingsvermogen behoort, wordt verduidelijkt. Huurderslasten, zoals
inrichtingskosten, gas, water en licht, zijn niet aftrekbaar.

Excessief lenen bij eigen bv Sinds 2023 kan een dga niet langer meer dan € 500.000 van de eigen bv lenen zonder
fiscale consequenties. Een onbedoeld gevolg van deze maatregel heeft echter geleid
tot dubbeltellingen bij leningen in samenwerkingsverbanden, zoals VOF’s en CV’s. Deze
dubbeltellingen worden nu hersteld. Ook wordt voorkomen dat de schulden voor meer
dan de nominale waarde in aanmerking worden genomen. Deze maatregel gaat met terugwerkende
kracht in op 1 januari 2023. Controleer bestaande samenwerkingsverbanden en schulden
nauwkeurig om onterechte dubbeltellingen te vermijden.

Giftenaftrek bv De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) en de regeling ‘geven uit de vennootschap’
worden afgeschaft. Vanaf 1 januari 2025 kan de bv giften aan goede doelen niet langer
aftrekken van de winst. Dit geldt zowel voor giftenaftrek in de Vpb als voor giften
vanuit bv’s die aandeelhoudersmotieven volgen. Let op. Herzie vanaf 2025 donaties
door de bv en herstructureer om fiscale voordelen te optimaliseren. Overweeg zakelijke
sponsoring als alternatief. De kosten van sponsoring blijven namelijk wel aftrekbaar.

Tarief box 2 omlaag Het kabinet draait de verhoging van het box 2-tarief in de tweede schijf terug. Dit
tarief is op 1 januari 2024 omhooggegaan naar 33%, maar wordt weer verlaagd naar 31%.
Hiermee wil het kabinet de belastingdruk op aanmerkelijkbelanghouders meer in lijn
brengen met die van werknemers en IB-ondernemers.

Bedrijfsopvolgingsregeling BOR Als ondernemingsvermogen wordt overgedragen door schenking of vererving, kan dat
tot heffing van schenk- of erfbelasting leiden. Om te voorkomen dat de continuïteit
van de onderneming hierdoor in gevaar komt, kan er gebruik worden gemaakt van de BOR.
Er is geen of minder erf- of schenkbelasting verschuldigd.

Doorschuifregelingen (DSR) De overdracht van ondernemingsvermogen leidt vaak tot de heffing van inkomstenbelasting.
Er zijn diverse doorschuifregelingen (DSR) die ervoor zorgen dat deze heffing in bepaalde
situaties wordt uitgesteld, zodat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar
komt. Een van deze doorschuifregelingen is specifiek gericht op de schenking van een
aanmerkelijk belang (de DSR ab). Een aanmerkelijk belang is, kort gezegd, een belang
dat minimaal 5% van de (soort) aandelen in een bv vertegenwoordigt.

Alleen voor gewone aandelen De BOR en DSR ab worden met ingang van 1 januari 2026 beperkt tot directe en indirecte
aandelenbelangen van minimaal 5% van het totale geplaatste aandelenkapitaal. Alleen
gewone (reguliere) aandelen kwalificeren nog, waarbij niet van belang is of deze aandelen
stemrecht geven. Het doel van de wijzigingen is om de regelingen te beperken tot aandelen
met voldoende ondernemingsrisico.

Bezits- en voortzettingseis BOR De BOR kan enkel worden toegepast als een verkrijger de onderneming vijf jaar voortzet.
Deze termijn wijzigt in drie jaar. Knelpunten in de bezits- en voortzettingseis die
betrekking hebben op wijzigingen in de juridische huls van een onderneming, zoals
de inbreng van een eenmanszaak in een BV, worden opgelost. Als de subjectieve gerechtigdheid
tot de onderneming niet toeneemt (bezitseis) of afneemt (voortzettingseis), mag dit
geen belemmering zijn voor toepassing van de BOR. De kortere voortzettingstermijn
gaat al gelden voor verkrijgingen die zich voordoen vanaf 1 januari 2025.

Zwaardere bezitseis voor AOW’er De bezitstermijn in de BOR wordt met ingang van 1 januari 2026 verlengd voor oudere
erflaters en schenkers. Dit geldt niet voor ondernemingen die een erflater of schenker
uiterlijk binnen twee jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is gestart.
Voor een erflater wordt de bezitstermijn verlengd met zes maanden per jaar dat de
erflater op het moment van overlijden twee jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd.
Voor een schenker wordt de bezitstermijn verlengd met zes maanden per jaar dat de
schenker op het moment van de schenking meer dan zes jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde
leeftijd.

Herhaald gebruik BOR Ondernemingen worden soms meerdere malen binnen een familie (en soms ook via derden)
overgedragen om een onbelaste vermogensoverdracht te realiseren. Ouders schenken bijvoorbeeld
een onderneming aan een kind met toepassing van de BOR. Later wordt de onderneming
weer teruggekocht en opnieuw geschonken onder de BOR. Er komt met ingang van 1 januari
2026 een maatregel die de BOR uitsluit in situaties waarin de onderneming op enig
eerder moment al in bezit is geweest van de verkrijger. De uitsluiting bedraagt maximaal
het bedrag van de koopsom voor het ondernemingsvermogen.

Privégebruik ov-kaart De maatregel ‘gerichte vrijstelling ov-abonnementen’ wordt verduidelijkt. Als een
werkgever een werknemer de mogelijkheid geeft om vrij te reizen of met korting te
reizen op kosten van de werkgever, dan zijn deze kosten gericht vrijgesteld, mits
er enige mate van zakelijk gebruik plaatsvindt. De gerichte vrijstelling geldt dus
ook voor privéreizen met een recht op vrij reizen of een recht op korting van de werkgever.
De gerichte vrijstelling is ook uitgebreid naar niet-Nederlands openbaar vervoer.
Let op.

De 30%-regeling De versobering van de 30%-regeling uit 2024 wordt deels teruggedraaid. Vanaf 1 januari
2027 wordt de maximale onbelaste vergoeding 27%. Voor 2025 en 2026 blijft het percentage
30% voor alle ingekomen werknemers. De salarisnorm stijgt naar € 50.436 en voor werknemers
jonger dan 30 jaar met een mastergraad naar € 38.338. Ingekomen werknemers die voor
2024 de 30%-regeling hebben gebruikt, vallen onder overgangsrecht. Voor hen blijft
tot het einde van de looptijd een percentage van 30% en de oude (geïndexeerde) salarisnormen
gelden.

21% btw voor bepaalde diensten Vanaf 1 januari 2026 wordt het verlaagde btw-tarief voor logies en bepaalde culturele
goederen en diensten afgeschaft. Dit betekent dat het btw-tarief stijgt van 9 naar
21%. Dit geldt in ieder geval voor: hotels, pensions, boeken, sport, musea, muziek-
en toneelvoorstellingen. Kamperen, attractieparken, speel- en siertuinen, circussen,
dierentuinen en bioscopen zijn uitgezonderd van deze verhoging.

Herziening btw-investeringsdiensten Per 1 januari 2026 wordt de btw-herzieningsregeling uitgebreid naar investeringsdiensten
voor onroerende zaken. De btw op deze diensten wordt vijf jaar gevolgd, vergelijkbaar
met roerende investeringsgoederen. Deze maatregel biedt sommige ondernemers de mogelijkheid
om eerder niet in aftrek gebrachte btw alsnog als voorbelasting in aftrek te brengen.
Let op. Deze maatregel leidt mogelijk tot herzienings-btw voor ondernemers die – na
het eerste jaar belast gebruik – de onroerende zaak binnen de herzieningstermijn vrijgesteld
gaan verhuren.

Overdrachtsbelasting voor woningen Het kabinet stelt voor om het reguliere tarief voor de overdrachtsbelasting ten aanzien
van de verkrijging van woningen met ingang van 1 januari 2026 te verlagen van 10,4
naar 8%. Voor een woning die de koper langdurig zelf gaat bewonen, blijft het (bestaande)
verlaagde tarief van 2% of de startersvrijstelling van toepassing.

Tariefkorting emissievrije auto’s Bezitters van emissievrije voertuigen betalen momenteel geen motorrijtuigenbelasting
en vanaf 1 januari 2025 geldt er een kwarttarief. Deze korting eindigt echter op 1 januari
2026, waarna de motorrijtuigenbelasting voor elektrische auto’s hoger wordt dan voor
vergelijkbare benzineauto’s. Om stagnatie in de groei van emissievrije auto’s te voorkomen,
wordt er vanaf 1 januari 2026 een nieuwe tariefkorting van 25% op de motorrijtuigenbelasting
ingevoerd. Deze korting geldt tot 2030 en wordt toegepast op zowel het rijksdeel als
de provinciale opcenten.

Doorlopend gebruik bestelauto Als een bestelauto vanwege de aard van het werk doorlopend afwisselend door twee
of meer werknemers wordt gebruikt, is het vaak lastig vast te stellen of en aan wie
de bestelauto voor privédoeleinden ter beschikking is gesteld. In plaats van een bijtelling
bij de werknemers in aanmerking te nemen, kunt u als werkgever een vast bedrag van
€ 300 per jaar via de eindheffing betalen. Dit bedrag is sinds 2006 niet gewijzigd.
Dit bedrag gaat naar € 438 per jaar en wordt vanaf 1 januari 2026 jaarlijks geïndexeerd,
zodat het beter aansluit bij de daadwerkelijke omvang van het privévoordeel.

Einde speciaal bpm-tarief PHEV’s De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (BPM) kent sinds
1 januari 2017 een specifieke tarieftabel voor plug-inhybridevoertuigen (PHEV’s) om
het verschil tussen de geteste en werkelijke CO2-uitstoot te compenseren. Door recente Europese regelgeving wordt de CO2-metingsmethode voor PHEV’s aangepast, waardoor de uitstootcijfers realistischer worden.
Vanaf 2025 vervalt de specifieke PHEV-tarieftabel en worden PHEV’s onder de reguliere
bpm-tarieven voor personenauto’s belast.

Einde bpm-vrijstelling bestelauto’s De bpm-vrijstelling voor bestelauto’s van ondernemers vervalt. De bpm-grondslag verschuift
naar CO2-uitstoot. Voor bestelauto’s zonder vastgestelde CO2-waarde wordt een forfait van 330 gram per kilometer toegepast.

Nieuwe regels voor box 3 Er komt nog nieuwe wetgeving met regels voor het bepalen van het werkelijke rendement
in box 3. Deze regels zijn nodig omdat de Hoge Raad heeft beslist dat als het werkelijke
rendement in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement, er belasting zou moeten
worden geheven over het werkelijke rendement. De nieuwe regels zien op de jaren vanaf
2017 en zijn belangrijk voor belastingplichtigen met box 3-inkomen die een beroep
kunnen doen op de uitspraken van de Hoge Raad. Het is de bedoeling dat de nieuwe regels
per 1 juni 2025 worden ingevoerd.

Salderingsregeling zonnepanelen Eindafnemers met een kleine installatie ontvangen momenteel voor de ingevoerde elektriciteit
hetzelfde tarief (leveringskosten, energiebelasting en btw) als voor de onttrokken
elektriciteit. Deze salderingsregeling gaat vervallen. Het kabinet stelt voor dat
vanaf 2027 teruggeleverde elektriciteit niet meer wordt gesaldeerd met geleverde elektriciteit.

Vergoeding bij WOZ- en BPM-bezwaarzaken Om het verdienmodel van no-cure-no-pay bureaus te ontmoedigen, is de proceskostenvergoeding
voor WOZ- en BPM-bezwaarzaken vanaf 1 januari 2024 verlaagd tot 25%. De Hoge Raad
heeft geoordeeld dat het lage tarief voor de proceskostenvergoeding in belasting-
en premiezaken buiten toepassing moet blijven. Als gevolg daarvan is het tarief voor
overige zaken van toepassing en dat tarief is op dit moment dubbel zo hoog. Om de
hoogte van de vergoeding weer in lijn te brengen met de bedoeling van de wetgever,
wordt voorgesteld om de proceskostenvergoeding voor WOZ- en BPM-zaken te verlagen
naar 12,5%.

Bron: MvF 17-09-2024 – diverse wetsvoorstellen.

Bron: https://www.fiscaalinfo.nl/document/p1-860392