Hof Amsterdam bevestigt de uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Het werkelijke rendement
van de tweede woning is hoger dan het vastgestelde belastbare inkomen uit sparen en
beleggen.
Een man verkoopt in 2017 een woning voor € 575.000, terwijl de WOZ-waarde € 548.000
is. Sinds 2011 gebruikt de man een andere woning als hoofdverblijf. Bij zijn belastingaangifte
2017 heeft hij geen inkomen uit sparen en beleggen opgegeven. Bij het opleggen van
de definitieve aanslag 2017 heeft de inspecteur echter de verkochte woning wel aangemerkt
als bezitting voor box 3. Bij het hof is in geschil of de verkochte woning terecht
tot de rendementsgrondslag is gerekend en of het belastbare inkomen uit sparen en
beleggen juist is berekend. Verder is nog de aftrek van specifieke zorgkosten en giften
in geschil.
Woning terecht tot box 3 gerekend De rechtbank heeft geoordeeld dat de verkochte woning niet als eigen woning kon worden
aangemerkt en dat de verhuisregeling niet van toepassing was. Het hof heeft dit bevestigd
en heeft geoordeeld dat de woning als vermogen in box 3 moet worden beschouwd. Er
is geen schending van het EVRM, omdat het veronderstelde rendement niet hoger is dan
het werkelijke rendement.
Geen aftrek voor medicijnen en dieetkosten Voor specifieke zorgkosten heeft het hof aftrek toegestaan voor vervoerskosten en
medische hulp. Voor medicijnen en dieetkosten is niet aangetoond dat deze op verwijzing
van een specialist of arts zijn verkregen. Deze kosten zijn daarom niet aftrekbaar.
De betalingen aan het KWF voor een loterij zijn geen giften. De Belastingdienst moet
de belastingrente verminderen, maar de man heeft geen recht op schadevergoeding.
Bron: Hof Amsterdam 20-06-2024 (gepubl. 10-09-2024).
Bron: https://www.fiscaalinfo.nl/document/p1-860734