De Hoge Raad heeft bevestigd dat het nultarief omzetbelasting terecht is geweigerd.
Maar de Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de inspecteur de ondernemer had moeten
wijzen op het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan de verhoren.
Een bv handelt in auto’s. Zij heeft in 2015 en 2016 auto’s verkocht aan ogenschijnlijk
Hongaarse afnemers, maar de auto’s zijn naar Duitsland gegaan. De verkoopfacturen
vermelden dus niet de werkelijke afnemers van de auto’s. De inspecteur heeft naar
aanleiding van een boekenonderzoek het nultarief op de intracommunautaire transacties
geweigerd en naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Verder heeft hij vergrijpboetes
opgelegd. Deze steunen mede op verklaringen van een bestuurder van de bv. Voordat
de bestuurder die verklaringen tijdens twee besprekingen ten overstaan van de inspecteur
heeft afgegeven, is hem de cautie gegeven maar is hem niet meegedeeld dat hij recht
op rechtsbijstand heeft. Bij de tweede bespreking was de belastingadviseur van de
bv aanwezig.
Oordeel hof Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht het nultarief heeft
geweigerd vanwege fraude. Verder heeft het hof de afgelegde verklaringen buiten beschouwing
gelaten, omdat voorafgaand aan de verhoren de bestuurder ook had moeten worden gewezen
op zijn recht op rechtsbijstand. Zonder die verklaringen heeft de inspecteur niet
doen blijken dat de bv opzet kan worden verweten. Het overige bewijs is wel voldoende
voor grove schuld. Het hof heeft de boetes dan ook verminderd tot 25%.
Nultarief terecht geweigerd Volgens de Hoge Raad kan het nultarief worden geweigerd als volgens objectieve gegevens
vaststaat dat btw-fraude is gepleegd of dat de bv had moeten weten dat zij deelnam
aan btw-fraude. Voor de bewijsvoering van de objectieve gegevens geldt de normale
maatstaf van aannemelijk maken, aldus de Hoge Raad. Op de inspecteur rust dus geen
zwaardere bewijslast met betrekking tot het weigeren van het nultarief. Volgens de
Hoge Raad heeft het hof voldoende gemotiveerd waarom de bv had moeten weten dat binnen
de keten btw-fraude zou worden gepleegd. Het nultarief is daarom terecht geweigerd.
Ook heeft het hof kunnen aannemen dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat de bv
voor leveringen grove schuld kan worden verweten ter zake van het niet op aangifte
betalen van omzetbelasting. Het cassatieberoep van belanghebbende is ongegrond.
Inspecteur moet belastingplichtige attenderen op rechtsbijstand De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatssecretaris wel gegrond. Met
het hof is de Hoge Raad van oordeel dat het recht op bijstand van een raadsman ook
van toepassing is bij bestuurlijke boetes. Dit betekent dat voorafgaand aan een verhoor
door de inspecteur op dat recht moet worden gewezen. Indien dat niet is gebeurd, moet
de rechter beoordelen of dit verzuim van dien aard is dat belanghebbende geen behoorlijk
proces zou hebben gekregen als van die verklaringen gebruik zou worden gemaakt voor
het bewijs voor beboeting. Het hof heeft dit laatste echter miskend, zodat de Hoge
Raad de hofuitspraak vernietigt en verwijst. Tot slot merkt de Hoge Raad nog op dat
bijstand van een raadsman niet betekent dat bijstand door een advocaat moet worden
verkregen. Vereist is slechts dat de bijstandsverlener is staat is om effectieve juridische
bijstand te verlenen in de desbetreffende punitieve zaak.
Bron: Hoge Raad 06-09-2024.
Bron: https://www.fiscaalinfo.nl/document/p1-858745